Terwijl veel eurolanden worstelen met de economische crisis, houdt de Duitse
economie redelijk stand. Natuurlijk hebben ook Duitse exporteurs last van de
groeivertraging in China en de recessie in andere eurolanden. Maar Duitsland
zelf kan nog altijd spotgoedkoop lenen op kapitaalmarkten, heeft de
overheidsfinanciën prima op orde en geniet van zijn industriële kracht.

In de jaren negentig van de vorige eeuw was dat nog heel anders. Na de
hereniging van West- en Oost-Duitsland torste het land een loodzware
integratielast met zich mee. Maar de moeizame jaren werden ook gebruikt om
hervormingen door te voeren en het Duitse economische model te verfijnen.

Weekblad The
Economist
schetst in de editie van vrijdag de belangrijkste
karakteristieken van het Duitse model. Met als conclusie: ja, andere landen
kunnen van Duitsland leren. Maar het Duitse succes valt niet zomaar te
kopiëren. En het is niet zaligmakend.

1) Exportmotor

Duitsland draait op een ijzersterke exportsector, die voor een groot geworteld
is in middelgrote familiebedrijven uit de maakindustrie. De kracht van veel
Duitse machinebouwers en toeleveranciers ligt in specialisatie.

Of het nu om broodmachines voor bakkers of ventilatie-apparatuur in gebouwen
gaat: de kunst is om een nichemarkt te beztten met relatief weinig
concurrentie en een toegevoegde waarde die verder gaat dan pure productie.
Op die manier kunnen veel middelgrote, industriële bedrijven uit Duitsland
prima concurreren met rivalen in China die vooral op goedkope arbeid teren.

Vaak is het wel zo dat de Duitse gespecialiseerde machinebouwers historische
wortels hebben die meer dan honderd jaar terug gaan. Het basisidee van de
specialisatie is aanlokkeijk voor andere Europese landen die kampen met
goedkope Aziatische concurrentie. Maar, zo merkt The Economist op, andere
landen moeten dat op hun eigen manier inrichten.

2) Rijnlands bestuur

Een Duitse eigenaardigheid is ook dat veel familiebedrijven en ook grotere
concerns als autofabrikant Volkswagen het zogenaamde Rijnlandse
bestuursmodel hanteren. Met invloed van werknemers in raden van
commissarissen, en een uitruil binnen bedrijven tussen loonmatiging en
baanzekerheid.

Als pluspunt noemt The Economist dat Duitsland, ondanks de relatief sterke
regulering, in het afgelopen decennium niet heeft verzuimd de dynamiek van
de arbeidsmarkt aan te pakken, met maatregelen als verkorting van de ww-duur
en verhoging van de pensioenleeftijd. Maatregelen waar veel andere Europese
landen nog tegenaan hikken.

Daarnaast is er op regionaal niveau in Duitsland een innige samenwerking
tussen bedrijven, onderwijsinstituten die duale leertrajecten aanbieden -
met combinaties van vakstages en theorie - en regionaal opererende banken.

Groot verschil met de Angelsaksische bedrijfsvoering is dat Duitse
(familie)bedrijven vaak conservatiever omgaan met lenen. Het eigen
familiekapitaal is dominant en extra lenen om de winstgevendheid op de korte
termijn op te krikken, geldt als een doodzonde.

3) Zuinigheid

Zuinigheid geldt ook op nationaal niveau als een deugd. Duitsland koerst
binnen twee jaar af op een structureel begrotingstekort van minder dan 0,3
procent van het bruto binnenlands product. Iets waar de meeste andere
eurolanden, inclusief Nederland, alleen maar van kunnen dromen.

Keerzijde van het Duitse exportsucces is dat het land relatief weinig
importeert van vooral zuidelijke eurolanden. Iets wat Duitsland in 2010 al
op kritiek kwam te staan van de Franse minister Christine Lagarde, die
inmiddels directeur van het Internationaal Monetair Fonds is.

Ook The Economist plaatst vraagtekens bij de extreme Duitse spaarzin die
gepaard gaat met relatief lage consumentenbestedingen.

4) Industriëel model

Ander kritiekpunt dat het Britse weekblad noemt, is de eenzijdigheid van het
Duitse groeimodel. Dat steunt vrijwel volledig op de exportgerichte
industrie. Die maakt ongeveer eenvijfde van de totale economie uit. De
niet-export georiënteerde dienstensector in Duitsland maakt een veel minder
dynamische indruk.

Als Duitsland bijvoorbeeld meer doet om kartelvorming in dienstensectoren
tegen te gaan, kan dat de economie een nieuwe impuls geven. Want door de
vergrijzing dreigt ook in Duitsland de potentiële groeicapaciteit van de
economie de komende jaren terug te vallen.

Lees ook:

Toerisme in Duitsland blijft groeien

Duitsland wil kampioen begrotingsdiscipline zijn

Waarom Nederland niet aanhaakt bij Duitse groei

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl